VVAZ
Intermedis

Klik hier voor
onze diensten

Intermedis A & A

Niet automatisch meer trouwen in gemeenschap van goederen

Geplaatst op: 13-06-2017, 13:13:41

Onlangs heeft de Eerste Kamer ingestemd met het wetsvoorstel Beperking wettelijke gemeenschap van goederen. Onder de nieuwe wet trouwen mensen niet meer automatisch in de wettelijke gemeenschap van goederen. Voor iedereen die al getrouwd is, blijft de oude wet wel gelden. Er zal daardoor straks sprake zijn van twee verschillende vormen van het wettelijke huwelijksvermogensrecht. 

In grote lijnen

Het moment van inwerkingtreding van de wet is nog niet bekend. Vermoedelijk wordt dat 1 januari 2018. De nieuwe wet geldt voor zowel het huwelijk als voor het geregistreerd partnerschap. De strekking van de wet in grote lijnen:

  • Voorhuwelijkse bezittingen en schulden vallen buiten de gemeenschap.
  • Erfenissen en schenkingen vallen buiten de gemeenschap (ook als deze tijdens het huwelijk worden verkregen).
  • Alles wat al gemeenschappelijk vermogen was voor het huwelijk, valt wel in de gemeenschap.
  • Alles wat tijdens het huwelijk wordt opgebouwd valt in de gemeenschap, behalve erfenissen, schenkingen, pensioenrechten die onder de WVPS en PW vallen en erfrechtelijk vruchtgebruik.

Internationaal

Wanneer personen nú met elkaar in het huwelijk treden en niet vooraf afspraken maken over hun huwelijksgoederengemeenschap, dan trouwen zij in de wettelijke gemeenschap van goederen. Internationaal gezien is Nederland daarmee een uitzondering. In de meeste landen is het anders geregeld.

Nadelen Nederlandse systeem

Echtgenoten moeten hun hele opgebouwde vermogen verdelen na een scheiding, ook als dat vermogen grotendeels was opgebouwd voorafgaand aan het huwelijk. Daarnaast worden de echtgenoten in de huidige wetgeving niet beschermd tegen eventuele schulden van degene met wie ze het huwelijk aangaan.

Ook is er sprake van een min of meer willekeurige behandeling van erfenissen en schenkingen. Het kan voorkomen dat de ouders van één van de echtgenoten een uitsluitingsclausule opnam in de erfenis, terwijl dat voor de ouders van de andere echtgenoot niet gold. Dan zou de erfenis van de één, bij een scheiding, wel moeten worden verdeeld, terwijl dat niet gold voor de ander.

De nieuwe wet komt tegemoet aan de veranderde maatschappelijke opvattingen hieromtrent. Ook internationaal bezien sluit de nieuwe regelgeving nu meer aan bij wat gangbaar is. Mochten huwelijkskandidaten toch een ‘ouderwetse’ gemeenschap van goederen willen, dan kunnen ze dat, ook na inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving, notarieel regelen.

Belangrijk in nieuwe wet

Enkele belangrijke onderdelen van de nieuwe wet:

  • Ouders-kind: een ‘uitsluitingsclausule’ voor schenkingen of erfenissen is niet meer nodig. De erflater of schenker kan wel het omgekeerde doen: een ‘insluitingsclausule’ opstellen. Hiermee valt een schenking of erfenis juist wel in de gemeenschap. Daarmee kan de schenker of erflater de nieuwe wetgeving overrulen.
  • Gehuwden onderling: bij het aangaan van het huwelijk kunnen de gehuwden als huwelijkse voorwaarde ook zelf een insluitingsclausule opnemen. Dat betekent dat erfenissen of schenkingen binnen de gemeenschap vallen. Als de erflater of schenker zelf een uitsluitingsclausule heeft opgenomen, weegt deze echter zwaarder: de erfenis of schenking valt dan toch niet in de gemeenschap.
  • Bewijsvermoeden: in de nieuwe wetgeving blijven alle goederen die voor het huwelijk al tot het vermogen van één van de echtgenoten behoorden, buiten de gemeenschap. Bij een scheiding moet die echtgenoot dat dan wel kunnen bewijzen! Kan een echtgenoot dat bewijs niet leveren, dan valt het goed binnen de gemeenschap. Als door het ontbreken van bewijs een goed in de gemeenschap valt, dan wordt dit niet gezien als een schenking tussen partners.
  • Schulden: na de inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving kan er sprake zijn van drie vermogens na het aangaan van een huwelijk: het privévermogen van echtgenoot A, het privévermogen van echtgenoot B en het gemeenschappelijke vermogen. Ook voor de schulden geldt dat principe. Als een schuldeiser de schuld van (bijvoorbeeld) echtgenoot A daadwerkelijk gaat opeisen, dan kan hij ook een beroep doen op het gemeenschappelijke vermogen. De schuldeiser kan gaan ‘uitwinnen’, ofwel goederen uit de gemeenschap verkopen. In dat geval komt echter maar de helft van de waarde van het uitgewonnen goed ten gunste van de schuldeiser. De andere helft komt toe aan echtgenoot B. Die had immers de schuld niet, terwijl echtgenoot B wel de helft van de waarde van een gemeenschappelijk goed kwijt is. Echtgenoot B kan ook kiezen de helft van de waarde te vergoeden aan de schuldeiser, zodat dit goed niet hoeft te worden uitgewonnen. In dat geval verplaatst dat goed zich van de gemeenschap naar het privévermogen van echtgenoot B.

Meer weten?

Bekijk het initiatiefwetsvoorstel tot beperking van de wettelijke gemeenschap van goederen

 

Bron: publicatie op www.nibesvv.nl van 13 juni 2017

Vorige pagina